Verrekening, (schuldeisers) verzuim.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Voor zover [appellant] met zijn stellingen in hoger beroep zou hebben beoogd een beroep te doen op de zogenaamde doorbraak-jurisprudentie (ingezet met HR 29 maart 1985, NJ 1986, 242), kan zijn betoog niet slagen. In dat betoog beklaagt hij zich er immers niet over – zoals wèl nodig is om in een daarop gebaseerde vordering in hoger beroep ontvankelijk te kunnen zijn – dat de kantonrechter artikel 7:428 BW ten onrechte heeft toegepast of ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, maar stelt hij – zo begrijpt het hof dit betoog – dat de kantonrechter die bepaling, en met name het eerste lid ervan, onjuist heeft toegepast. Onjuiste toepassing van een wetsartikel kan echter geen grond opleveren voor doorbreking van een appelverbod, zodat [appellant] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering in hoger beroep.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Tussentijdse beëindiging van franchiseovereenkomst, nadat franchisenemer onder invloed van bipolaire stoornis toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Beroep op eigen schuld.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Vestiging hypotheekrecht. Artikel 3:260, derde lid, BW, bepaalt dat de hypotheekgever zich bij het opmaken van de hypotheekakte slechts kan laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde als diens volmacht bij authentieke akte is verleend. Deze eis geldt niet indien de hypotheekgever/rechtspersoon wordt bestuurd door andere rechtspersonen en één of meer bestuurders daarvan zich bij het opmaken van de hypotheekakte laten vertegenwoordigen door een ander. In het laatstbedoelde geval strekt de volmachtverlening immers tot de vertegenwoordiging van een bestuurder van een rechtspersoon die op haar beurt bestuurder is van de hypotheekgever/rechtspersoon maar niet tot vertegenwoordiging van die hypotheekgever/rechtspersoon zelf. De vernietiging van een rechtshandeling op grond van artikel 42 Faillissementswet kan alleen worden ingeroepen door de curator.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Telecommunicatiewet. Regeling AVT commerciële radio-omroep 2003.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Of vaststaat dat het vonnis waarvan beroep op een juridische misslag berust in die zin dat door deze misslag iedere grond aan de veroordeling ontbreekt, is niet zonder meer duidelijk. Daarvoor is in het onderhavige geval nader (inhoudelijk) onderzoek van de processtukken in de bodempocedure vereist met betrekking tot de vraag of en, zo ja, welke overige stellingen en verweren zijn gevoerd en of deze al dan niet terecht zijn aangevoerd, waarvoor een executiegeschil – zonder tot een (verboden) verkapt hoger beroep te worden – geen ruimte laat. Enerzijds kan dit niet tot de conclusie leiden dat de executie zonder meer moet worden geschorst. Anderzijds dient echter, nu vaststaat dat het vonnis een misslag bevat, wel rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat een grond voor de veroordelingen ontbreekt en dient niet ieder gevolg aan die constatering te worden ontzegd. Een en ander wettigt de conclusie dat ASN c.s., mede gelet op de belangen aan de zijde van Debitel die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad – waaronder het feit dat zij, zoals zij gemotiveerd heeft aangevoerd, door betaling van de verlengingsvergoeding in een moeilijke positie met betrekking tot haar bedrijfsvoering kan geraken en een aanzienlijk restitutierisico gaat lopen –, geen in redelijkheid te respecteren belang hebben bij gebruikmaking van hun bevoegdheid om in afwachting van de uitslag van het hoger beroep in de bodemprocedure tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 23 mei 2007 over te gaan, zodat grond bestaat voor schorsing van de executie, tenzij ASN c.s. – zoals in hoger beroep ook voor het eerst uitdrukkelijk (subsidiair) is gevorderd – genoegzame zekerheid stellen. Aldus wordt, alle wederzijdse belangen tegen elkaar afwegend, daaraan op de meest evenwichtige wijze tegemoetgekomen en een gepaste voorlopige voorziening getroffen, waartoe het hof krachtens artikel 438 lid 2 Rv ook uitdrukkelijk bevoegd is.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Kenmerkend verschil tussen de agentuurovereenkomst en de distributieovereenkomst is dat de agent bemiddelt bij het tot stand komen van een overeenkomst tussen principaal en derde en dat de agent in naam van de principaal overeenkomsten met de derde sluit (art. 7:428 BW). Kenmerkend voor de distributieovereenkomst is dat de distributeur voor eigen rekening en risico een klantenbestand opbouwt aan wie hij de producten van de principaal op eigen naam verkoopt. De rechtsverhoudingen die Pactrol met Arconell en Marc heeft (gehad), moeten worden beoordeeld onafhankelijk van de benamingen die partijen daaraan hebben gegeven.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
Eisers zijn (vertegenwoordigers van) luchtvaartagenten en gedaagden zijn luchtvaartmaatschappijen. De kwestie is of over de zogenaamde PSC (Passengers Service Charge), dat is een toeslag die reizigers dienen te betalen voor luchthavenfaciliteiten, provisie aan de luchtvaartagenten toekomt. Voor 1 januari 1997 werd de PSC niet apart op vliegtickets vermeld en werd (dus) - is de stelling van eisers - commissie betaald ook over de PSC. Vanaf genoemde datum wordt die PSC wel apart vermeld en hebben de luchtvaartmaatschappijen die PSC ook niet meer in aanmerking genomen voor de berekening van de commissie. De rechtsverhouding tussen eisers en gedaagden wordt beheerst door de regels van de agentuurovereenkomst en - voor zover aangesloten bij de IATA - door IATA regels. Eisers stellen dat de luchtvaartmaatschappijen door zo te handelen eenzijdig de agentuurovereenkomst wijzigen, hetgeen niet mag. Eisers vorderen (onder andere) te verklaren voor recht dat de Passenger Service Charge ook na 1 januari 1997 deel uitmaakt van de grondslag voor de berekening van de door gedaagden aan de IATA-agenten verschuldigde commissie. De kantonrechter is van oordeel dat, omdat de PSC voor 1 januari 1997 onderdeel uitmaakte van de “fare”, ingevolge de agentuurregelgeving een dergelijk onderdeel van de commissie niet eenzijdig uit de vergoeding van de agent kan worden gehaald, zodat daarover ook commissie verschuldigd is.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een langjarige overeenkomst op grond waarvan Intercaves wijnen van Banfi in Nederland op de markt bracht. Intercaves trad op als inporteur van wijnen die door Banfi op de markt werden gebracht en verkocht deze aan afnemers op de Nederlandse markt. Voorts neemt de rechtbank als vaststaand aan dat door de jaren heen - in meer of mindere mate - een zekere afstemming heeft plaatsgevonden over de verkopen door Intercaves. Zo is gesproken over prijzen, afzetmogelijkheden, promotie, marketing en de (financiële) bijdrage daar van Banfi, etc. De rechtbank concludeert daaruit dat sprake is van een duurovereenkomst die ook wel aangeduid kan worden als een distributieovereenkomst.
Klik HIER om de volledige uitspraak te lezen.